1890-1958
Dit jaar is het 125 jaar geleden dat een aantal mensen besloten tot de oprichting van de Enkhuizer IJsclub.
Wie die mensen zijn geweest is niet meer te achterhalen, want gegevens uit die beginperiode blijken niet meer aanwezig te zijn.
Vanaf 1930 beschikt de IJsclub echter over de notulen van de jaarvergadering en kan men daaruit opmaken dat de heren Zeger Jelles, Jan de Boer en Klaas Schouten een reeks van jaren de Ijsclub als voorzitter hebben gediend, en bij hun afscheid tot erevoorzitter zijn benoemd.
Voorzitter Klaas Schouten nam in 1944 afscheid, na een bijna 30-jarige bestuursperiode.
Het schaatsten sprak de mensen vroeger toch meer aan dan nu het geval is, en men had er mischien meer tijd voor dan tegenwoordig.
Kortebaanwedstijden trokken altijd veel publiek, en men durfde in die tijd ook wat geld op tafel te leggen om de beste rijders aan de start te krijgen.
Zo organiseerde de Enkhuizer IJsclub, in samenwerking met het Enkhuizer Sportcommite, in de winter van 1933/1934 een kortebaanwedstrijd met een eerst prijs van fl 200,-.
De heren Zeger Jelles namens de ijsclub, en de inspecteur van politie D.F. Beekhoven namens het sportcommite, trokken helemaal naar Groningen om de kortebaancracks te contracteren.
De fries Jolle de Jong ging echter met de 200 gulden strijken, en de uitreiking vond plaats in de stampvolle Doelezaal aan het Spaansleger.
Een eigen landijsbaan is altijd de grote wens van van de ijsclub geweest, reeds in 1932 kwam de heer H. Bruinsma met plannen daarvoor op de jaarvergadering.
De heer Bruinsma bracht voortaan het punt van de landijsbaan ieder jaar weer ter tafel, maar men moest tot 1952 wachten eer er een stuk land tussen de Vest en de Noorderweg beschikbaar kwam.
Deze eerste landijsbaan werd echter een grote teleurstelling, en was als zodanig nauwelijks te gebruiken, waardoor de ijsclub in volgende jaren weer was aangewezen op grachten en sloten.
Voor mensen in de Boerenhoek is de ijsclub 's winters altijd een mooie afleiding geweest, en het is dan ook niet vreemd dat op een gegeven moment ook in 't Suud stemmen opgingen om een ijsclub op te richten.
Wanneer dat gebeurd moet zijn is niet precies bekend, maar deze ging "De Oosterhaven" heten.
Tijdens de oorlogsjaren groeiden de beide clubs toch naar elkaar toe, met als uiteindelijk resultaat dat op 31 januarie 1944 beiden tot een fusie besloten.
De heer Klaas Bijl, voorzitter van De Oosterhaven werd ook voorzitter van de nieuwe club, die overigens wel de naam Enkhuizer IJsclub bleef behouden.
Rond 1958 werden voorzitter Klaas Bijl en secretaris Bruinsma opgevolgd door resp. Kees Barten en Rinke v.d. Veen, die met penningmeester Piet Kesselaar tot 1970 het dagelijks bestuur vormden.
1963
Een historische winter werd die van 1963, toen de unieke gelegenheid zich voordeed van het organiseren van schaats- en autotochten op het IJsselmeer. Dagenlang zijn de bestuursleden van de ijsclub toen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in touw geweest om de tochten naar Stavoren en Urk mogelijk te maken.
Het uitzetten van de baan is destijds nog een gevaarlijk karwei geweest, omdat met in het donker nog de weg moest trachten te vinden van Urk naar Enkhuizen.
De gebr. Langedijk, gebr. Rinkema, Kofman en Franx en anderen hebben in die winter enorm veel werk verzet.
Het vele geld dat toen als inleggeld voor de tochten binnenkwam smolt later weer als sneeuw voor de zon. Declaraties van allerlei functionarissen, waarmee het ijsclub-bestuur van tevoren geen rekening had kunnen houden, brachten een onkostenpost met zich mee die vrijwel niets van het grote geld overliet.
Een hoogtepunt in 1963 was ongetwijfeld de eerste Grachtenrace waaraan de sterkste marathonrijders deelnamen en die een winnaar kreeg in Jeen v.d. Berg.
1970
In 1970 namen de heren Barten, v.d. Veen en Kesselaar afscheid als bestuurslid, na resp. 23, 17 en 26 jaar van het bestuur deel uitgemaakt te hebben.
Voorzitter Piet Klouwers, secretaris Jan Tool en penningmeester Reinier Rinkema werden de opvolgers, en tezamen met nog 12 bestuursleden werd allereerst begonnen met een ledenwerfactie, die 1200 nieuwe leden opbracht.
In hetzelfde jaar werd de lang gekoesterde wens van een landijsbaan in vervulling; de baan in de Weeshuispolder werd voltooid, en in 1976/1977 werd een stenen kantine gebouwd.
1979-1980
1979 werd opnieuw een historische winter, met als hoogtepunten de organisatie van een grachtentocht, een marathonwedstrijd waaraan landelijk bekende rijders deelnamen, prikslee-wedstrijden en schaatswedstrijden voor lagere scholen.
1985
1985, de 'elfsteden' winter, ook voor de Enkhuizer IJsclub een prima winter met o.a. een grachtentocht
1986
Direct daarop weer een elfstedentocht in Friesland, en in Enkhuizen een toertocht en marathon
1996
Pas 10 jaar later weer een echte winter, geen elfstedentocht, maar wel de memorable toertocht Enkhuizen-Stavoren.
Vanaf de havenkade van Enkhuizen zien we met verwondering een menselijk lint van duizenden schaatsers dat zich uitstrekt tot aan de horizon. Na een bekertje lauwe chocolademelk trek ik mijn schaatsen aan en ik rijd met Geertje richting Friesland.
Het ijs is zeker 30 centimeter dik. Het is helder als dubbelglas. Op sommige plekken is het van een betoverende lichtgrijze tint alsof een schijnwerper het van onderen belicht. Maar er is kistwerk, ijslagen die over elkaar zijn geschoven, het hoort erbij, dit is natuurijs. Buiten de route steken de ijsschotsen soms een halve meter uit het ijs omhoog. Bij het kistwerk moeten we soms over ijsschotsen klunen. Met ware doodsverachting stuiven sommige schaatsers over het kist-werk, half struikelend passeren ze ons. Dan weer zijn er en-kele honderden meters uitmuntend ijs, waarover we kunnen blokzeilen.
Ik zie een vader die zijn peuter achter op de slee naar Friesland trekt alsof hij zijn kind voor geen prijs deze ervaringen wil onthouden: de achterbankgeneratie op de slee. Midden op het IJsselmeer, op de tijdelijke grens van Holland en Friesland, is geen land meer te zien, waar je ook kijkt ligt ijs. Ik schaats een paar honderd meter weg in zuidelijke richting en met de mensenmassa nu achter me, ligt voor mij een weidse, lege ijsvlakte.Vlak voor de kust van Sta-voren wordt het ijs slecht.We zetten uiteraard door, op weg naar de enige stempelpost. In Stavoren is geen koek en zopie, het geld wordt kennelijk alleen in Holland verdiend. We pauzeren even en eten op de walkant onze boterhammen.We zijn nog maar net op de terugweg of we passeren een man die mond-op-mond-beademing krijgt, ik vraag me af of dit het gevolg kan zijn van het schaatsen. Later horen we dat hij een hartstilstand heeft gehad. Hij was dood, wij schaatsten verder.
Een koude wind komt ons vanaf het IJsselmeer tegemoet. We zijn verstijfd van het pauzeren en het klunen. Mijn voeten voelen aan als klompen. Maar vastberaden rijden we naar Enkhuizen. Ik let niet meer op het ijs en val voorover. Het ijs is onbarmhartig hard, maar ik blijf heel. Goed achter op de schaatsen staan lukt niet altijd meer, terwijl het de enige manier is om over het kistwerk te rijden. De Dromedaris komt weer in zicht.We zijn moe en blij dat het er straks op zit. In het restaurant in Enkhuizen doen wilde verhalen de ronde over de schaatstocht: een man heeft zijn motor laten afzinken in het IJsselmeer. Er gaan geruchten over een EHBO-wagen die onder het ijs is verdwenen, een gewonde schaatser kon op tijd uit de wagen worden gehaald, en over een eend die in hetzelfde wak is gedoken. Daar horen eenden thuis, denk ik.
Thuisgekomen kijken we naar het journaal: 'chaos' en 'onverantwoord' zijn de sleutelwoorden. Hebben wij die tocht gereden? De teneur van het verslag komt ons vreemd voor. Op het nieuws klaagt een schaatser dat er halverwege het IJsselmeer geen koek en zopie was. Ik schiet in de lach. Wij zijn gewoon blij dat we deze tocht gereden hebben en zouden het zeker weer doen, omdat hij uniek is en na vandaag waarschijnlijk niet snel meer verreden zal worden!
Uit: Op het ijs, Max Dohle 1996
2012
Begin 2012 weer een winter, met prachtig winterweer, een grachtentocht en danktzij het nodige veegwerk een mooie ijsvloer op de baan!